Sovon: Agrarisch natuurbeheer werkt vooralsnog onvoldoende voor weidevogels

Dat blijkt uit tellingen van Sovon (Samenwerkende Organisaties Vogelonderzoek Nederland) over de periode tussen 2009 en 2018. De onderzoekers keken naar de ontwikkeling van de stand van de slobeend, kuifeend, scholekster, kievit, grutto en tureluur en leidden een gecombineerde trend af uit herhaalde tellingen van territoria in het broedseizoen.

Voor het onderzoek werden alleen telgebieden op klei- en veenbodems van Laag-Nederland - waaronder Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht - geselecteerd. De reden hiervoor is volgens de onderzoekers dat het meeste weidevogelbeheer in Laag-Nederland plaatsvindt. Zandgronden en heuvelland bleven buiten beschouwing in dit onderzoek.

Reservaatgebieden

Conclusie van het onderzoek is dat weidevogels het in reservaatgebieden beter doen dan in regulier boerenland en land dat valt onder agrarisch natuurbeheer. Dat gold dan met name voor de grutto en de kievit. De scholekster deed het als gezegd in agrarisch natuurbeheerland beter dan in gangbaar boerenland en reservaatgebieden. Voor andere vogels waren te weinig tellingen om er harde conclusies aan te verbinden.

Nieuw beleid

Omdat het agrarisch natuurbeheer onvoldoende lijkt te werken voor andere soorten dan de Scholekster, is een paar jaar geleden een nieuw stelsel in het leven geroepen om de agrarisch natuurbeheergebieden effectiever te maken. Volgens Sovon is het nog te vroeg om te kunnen beoordelen of het nieuwe systeem beter werkt.

Lees het volledige rapport van Sovon hier.