Spoedwet om KDW uit de wet te halen deugt niet, zegt Raad van State

In de huidige Omgevingswet staat dat in 2025, 2030 en 2035 respectievelijk 40 procent, 50 procent en 74 procent van de stikstofgevoelige natuur onder de Kritische Depositiewaarde moet zijn gebracht. Het blijkt moeilijk te zijn om deze doelen te halen (het doel van 2025 is al gemist), onder meer omdat de KDWs regelmatig worden aangepast - lees: naar beneden bijgesteld - vanwege veranderende wetenschappelijke inzichten. In 2023 had deze aanpassing bijvoorbeeld tot gevolg dat het doel voor 2025, waar Nederland eerder voor op koers leek te liggen, opeens buiten bereik lag.
Het is een reden voor dit kabinet om de stikstofdepositiedoelen te vervangen door emissiedoelstellingen; de landbouwsector zou op termijn 42 tot 46 procent minder stikstof moeten uitstoten, andere sectoren 50 procent. Maar in het wetsvoorstel worden deze concrete doelstellingen niet genoemd. Daar staat enkel dat de uitstoot in 2035 ‘aanzienlijk is verminderd’ ten opzichte van 2019. Hoeveel procent dat ‘aanzienlijk’ dan is, zou moeten worden ingevuld in een algemene maatregel van bestuur.
Vaag voorstel
De Raad van State vindt dit te vaag. De in harde percentages omschreven doelen in de huidige wet worden vervangen door een open geformuleerde doelstelling, maar daarbij wordt niet duidelijk gemaakt of dit daadwerkelijk verdere verslechtering van de natuur tegengaat, schrijft de Raad, of hoe uiteindelijk natuurherstel wordt bereikt. Daarvoor ontbreken kaders, en eisen voor concrete bronmaatregelen. De regering moet in het wetsvoorstel duidelijk maken hoe de maatregelen daarin bijdragen aan de aanzienlijke natuurherstelmaatrogelen
Motivatie ontbreekt
De Raad plaatst ook vraagtekens bij het regeringsvoornemen om over te gaan naar een systeem dat stuurt op emissie van stikstof in plaats van op depositie. „De keuze om over te gaan op een andere systematiek dan de huidige, op de KDW gebaseerde, omgevingswaarden is aan de wetgever“, schrijft ze. „Daartoe moet echter wel goed worden gemotiveerd dat dat nieuwe systeem voldoet aan de verplichtingen uit de Habitatrichtlijn.“ De gegeven motivering is niet voldoende volgens de Raad. Die geeft geen inzicht in de opzet en effectiviteit van het beoogde systeem - doelsturing - en de gevolgen daarvan voor bedrijven. Daarnaast is het voor de Raad niet duidelijk waarom het nodig is om de huidige omgevingswaarden uit de wet te halen. „De Omgevingswet biedt op dit moment al ruimte voor een systeem van doelsturing.“ Met andere woorden, de regering moet haar wetsvoorstel hier beter onderbouwen.
Waarborgen niet aanwezig
Tenslotte mist de Raad in het wetsvoorstel waarborgen dat verdere verslechtering van de natuur wordt tegengegaan. „De uitwerking van de wet is volledig afhankelijk van nader regeling bij amvb en de invulling van het programma, zonder dat de wet daarvoor kaders biedt of daaraan eisen stelt“, schrijft ze. En dat verdraagt zich niet goed met het verslechteringsverbod. De regering moet tijdige maatregelen kunnen nemen zodra een verslechtering van de natuur dreigt, maar met het wetsvoorstel kan dat niet. Die schuift verplichtingen door naar 2035 en maakt met haar formulering, ‘aanzienlijke verplichtingen’, het einddoel niet concreet. De Raad adviseert de regering dan ook om in haar wetsvoorstel maatregelen op te nemen, die kunnen worden genomen om een dreigende verslechtering van de natuur te voorkomen, ook als zo’n situatie zich al voor 2035 zou voordoen.



